“Niet missen” Dat stond er dus. Aandachtig doorliep Paul het stappenplan dat eronder uitgeschreven stond. “Om niet te missen is het van het grootste belang dat je je gedachten kan verzetten en je niet denkt aan de persoon die je mist. Niet denken aan de persoon die je mist doe je door al de zaken die je wel aan de persoon in kwestie doen denken uit je gezichtsveld te weren. Stop ze in een doos of zet ze ergens zodat je er niet steeds mee wordt geconfronteerd.”
Paul zette alles nog even kort op een rijtje:
1) gedachten verzetten
2) niet aan denken
“Dat moet lukken”, dacht hij. Paul stond in het midden van zijn woonkamer en keek wat onbeholpen om zich heen. Wat waren er hier veel gedachten. Hij pakte een zwaarmoedige, nostalgische gedachte uit een hoek van de kamer en wisselde die van plaats met een kleine, vrolijke gedachte, die wat achteloos van op het salontafeltje voor zich uitkeek. Het was geen zicht, zo een zwaarmoedige gedachte op zo een klein tafeltje, maar interieurinrichting deed nu niet echt ter zake. De gedachten aan zomerse lenteavonden werden vakkundig onder het tapijt geveegd, en nog andere gedachten wisselde hij onderling van plaats. Sommige gedachten waren zo zwaar dat het Paul veel moeite kostte om ze van plaats te veranderen, anderen waren dan weer zo licht dat ze vanzelf leken te zweven. Na enkele uren was Paul klaar. Hij veegde het zweet dat nog naparelde op zijn voorhoofd weg met zijn zakdoek en keek voldaan om zich heen.
1) gedachten verzetten
Trots doorstreepte hij het eerste punt van zijn lijstje. Zijn gedachten waren verzet, maar Paul besefte maar al te goed dat het volgende puntje veel moeilijker zou zijn. Niet aan denken. Er waren zoveel zaken die hem aan haar deden denken, en die hij stuk voor stuk in dozen zou moeten stoppen voor onbepaalde tijd. Voor hoe lang, dat stond er niet bij. Misschien moest hij wel jaren tussen stapels dozen blijven wonen. Paul ging opnieuw in het midden van de woonkamer staan. Al die gedachten die niet op hun vertrouwde plaats stonden was een vreemd gezicht. Het groene kampvuurkaarsje, dat het meisje hem net voor het afscheid gegeven had, legde hij als eerste in de doos. De uren streken voorbij, en Paul had al enkele dozen muzieknootjes moeten leegschudden omdat hij opbergplaats te kort kwam. Alles in huis deed hem aan het meisje denken. De kopjes waaruit ze samen eikelthee gedronken hadden, en de lepeltjes waarmee ze hun suikerklontjes er doorheen geroerd hadden. Voor de stoelen waarop ze hadden gezeten en de tafel waarop de kopjes stonden, had hij een extra grote doos gezocht. Het bed waarop ze na een lange, vermoeiende avond een keer in slaap was gevallen, verstopte hij achter de gordijnen. Zo een grote dozen had hij niet. De kasten waarin de muzieknoten die zij zo mooi zong opgeborgen lagen, de letters, de woorden… alles werd ingepakt. En als een kast of een woord te groot was om in een doos te passen, dan vees hij ze uit elkaar tot losse planken of letters.
Het werd avond. Paul stond nogmaals in het midden van de woonkamer. Een lege woonkamer nu. Gevoelens lagen op de grond, of zweefden wat rond op onbestemde plaatsen, maar voor de rest was de kamer leeg. Tegen de muren stonden dozen. Tientallen, tot aan de rand gevulde dozen. Het gedachtenboek lag naast hem op de grond. Paul had lang getwijfeld of hij het boek op de bodem van de onderste, meest onbereikbare doos moest leggen, of net helemaal bovenaan, nog net binnen handbereik. Uiteindelijk koos hij ervoor het boek gewoon in het midden van de kamer te laten liggen. Zijn mantel er zorgvuldig overheen. Zo kon hij het niet meer zien, maar bleven de gevoelens wel warm.
2) niet aan denken
Het was al nacht toen hij ook het tweede puntje doorstreepte. Alles wat Paul aan het meisje kon doen denken had hij zorgvuldig opgeborgen. Paul krulde zich warm in zijn baard en legde zich op de eikenhouten vloer van wat eens zijn slaapkamer was. Vredig sliep hij in, en die nacht dacht hij niet één keer aan haar.
Ochtend. Het moment waarop de dag op zijn mooist is. Net dat moment wanneer de zon opkomt en nog net een glimp opvangt van de maan die langzaam ondergaat. Hij lacht verlegen naar zijn grote, onbereikbare liefde, lichtjaren ver van hem verdaan. De hemel kleurt zonverliefdrood. Paul aanschouwt het magische spel van de liefde. Vliegensvlug schudt hij de opgestapelde dozen één na één leeg en zet zijn tafel, stoel en bed weer exact op hun juiste plaats. De zwaarmoedige nostalgische gedachte zwiert hij opnieuw in een hoek van de kamer en de kleine vrolijke gedachten krijgen hun vertrouwde plaatsje op de salontafel terug.
Paul zucht, neemt zijn notitieboekje en schrijft:
2) niet aan denken
3) echt niet aan denken
Hoe hard hij ook probeert, hoezeer hij zijn gevoelens tracht te verzetten, of alles wegneemt wat hem aan het meisje doet denken, Paul besefte dat hij nooit niet aan haar zal kunnen denken. Zijn kamer mag nog zo leeg zijn, en alle herinneringen verstopt. Het blauwe licht van de ondergaande maan dat weerkaatst op de rivier doet hem onvermijdelijk denken aan het geschitter van haar ogen, en de kleuren van de opkomende, verliefde zon, geven de grassen in de weide onder hem de kleur van haar haren.
Paul schrijft:
1) gedachten verzetten
2) niet aan denken
3) echt niet aan denken
4) toch wel aan denken
Een traan welt op in zijn ooghoek, en schittert in het dansende licht van een groen kampvuurkaarsje.
Reactie plaatsen
Reacties