De avond viel, en niet eens zo onzacht. Enkele momenten geleden nog was Paul zielsgelukkig, en maakte zijn hart een sprongetje van pure blijdschap. Hij was net teruggekeerd van een lange wandeling langsheen de grenzen van de weide, het domein waarvan hij koning was. Dat deed hij dagelijks. Uiterst waakzaam liep hij van aan de oude eik, langs de weipalen, in de richting van het sparrenbos. Dan een eindje over de oever van de rivier, om net voor de knoestige wilgen terug te keren in de richting van de oude eik. Geen enkele verandering ontsnapte aan zijn aandacht. En de weide verandert iedere dag. Ieder uur. Iedere minuut. Hij knipt verwelkte bloemen, ruimt dode takken op, en herschikt door elkaar gewaaide grassen weer keurig in vorm. Her en der hangt hij een appel in een boom, of verstopt een aardbei in het struikgewas. Er is zoveel te doen dat hij nooit echt klaar geraakt met zijn werk. En dan komt de herfst. En de winter. En daarna begint alles weer gewoon opnieuw.
Toen Paul het smalle paadje dat naar de oude eik leidt, en in de winter veelvuldig gebruikt werd als autosnelweg door egels, konijnen, en eekhoorns, opliep, zag hij onmiddellijk dat er een klein briefje aan de braamstruik onder de boom bevestigd was. Opgewonden liep hij op de struik af. Hij had nog nooit post gekregen. Voorzichtig maakte hij de omslag los van de doornen waaraan hij werd gespietst, en opende hem zo snel hij kon. Foto’s, geuren en woorden vlogen hem om de oren, ogen, neus en mond. Het was toen dat zijn hart dat sprongetje maakte. Het meisje. De brief was van het meisje!
“Lieve Paul,” “Ze schrijft ‘lieve Paul’” dacht Paul. “Daar moet ze vast heel erg lang over nagedacht hebben.” “En met een komma. Dat is mooi.” Ze wist dat Paul niet zo van punten hield.
“Punten zijn te kort en te krachtig”, beweerde ze steeds.
“En een komma laat je zoveel eenvoudiger de volgende regel in glijden,” voegde Paul daar steevast aan toe.
“Ik zal alvast eerst eens tussen de regels lezen. En recto verso.” Tussen de regels en recto verso, daar komen de meeste verrassingen voor. Paul was blij dat ze niet tussen de regels geschreven had. Niets. Zelfs geen punt.
Lieve Paul,
ik heb jouw brief gekregen. Ik zet het op papier. Het gaat goed met mij.
Met mij gaat alles goed. Kijk maar.
Verzin je eigen verhalen, met je eigen woorden, je eigen geuren en je eigen kleuren.
Ik heb je lief.
Ik mis(t) je.
verder zaten er enkel een hele hoop foto’s in de omslag. Het meisje op het strand, het meisje op een groot feest, het meisje op een klein feest. De foto’s waren mooi. Het leek wel of ze speciaal naar hem lachte. Alsof ze naar hem keek op het moment dat de ontspanner ingedrukt werd. Hoe langer Paul de foto’s bekeek, hoe warmer het gevoel dat hij diep vanbinnen kreeg werd. En tegen dat hij zich vele uren laten klaarmaakte om uiteindelijk te gaan slapen, bemerkte hij dat de hele kamer volhing met vele donzige sliertjes aandenken en sluimerende wolkjes herinnering.
Er was één foto die hij die avond niet weer in de omslag had gestoken, maar voorzichtig mee bij zich in bed nam. De foto toonde het meisje. Ze had een lentegroen jurkje aan dat tot net boven haar knie kwam. Op het jurkje waren in oranje kant de mooiste bloemen geborduurd. Ze zat in het gras, en speelde een liedje op haar gitaar terwijl ze zachtjes meezong. Haar rug leunde tegen de stam van een zichtbaar oude boom, en overal om haar heen stonden bloemen en planten in de meest uiteenlopende kleuren.
“Ik mis(t) jou ook”, dacht hij op het moment dat hij zijn dekentje van mos optrok tot net aan zijn kin. Paul rolde zich in zijn baard en sloot zijn ogen, maar kon de slaap niet vatten.
Reactie plaatsen
Reacties