Een meisje en een visje

De rest van haar klas was de gids gevolgd, maar zij is blijven staan. Alleen.

‘Ik zal ze later wel weer bijhalen’, moest ze gedacht hebben op het moment dat iedereen verder liep. Ze had nog niet genoeg gezien hier. Ze kon er nooit genoeg van krijgen. Haar kleine oogjes tuurden door het metersdikke glas van het reuzegrote aquarium en maakten sprongetjes van links naar rechts en van boven naar onder. Wat was er hier veel te zien! Kleine visjes met witte en zwarte dwarsstreepjes, zo weggelopen, of is het weggezwommen, uit een onderwatergevangenis. Zebraveulentjes dartelend door een savanne van zeewier. Nemo’tjes, van uit de film, en met zóveel. Grote vissen, wel groter dan een mens, en hele kleintjes, kleiner dan mijn pink. En visjes in geel en rood en in een blauw dat nog helderder is dan het blauw van het water.

 

Het was na deze schooluitstap dat ze niets liever meer wilde dan haar eigen kleine aquarium. Ze beloofde dat ze er goed voor zou zorgen; eten geven, proper water, een oppas voor in de vakanties,… Verjaardags-, sinterklaas-, en kerstcadeautjes, allen werden ze ingevuld met plastieken plantjes, een kasteeltje, steentjes en rotsen om achter te schuilen en in te spelen, een pompje voor zuurstof, lichtjes, en zoveel meer. Na een jaar was het dan eindelijk zover en zwom haar eigen kleine visje vrolijke rondjes in het frisse water… Ze had het zorgvuldig uitgezocht tussen wel duizend anderen, maar wist vrijwel onmiddellijk dat dit haar nieuwe metgezelletje zou worden. Een band gesmeed door een wederzijdse blik in elkanders ogen. Het was een mooi visje met oranje en witte streepjes én het was een jongetjesvisje, in de winkel had er niemand haar dat kunnen vertellen, maar ze wist het wel zeker. Botje, zo zou ze hem noemen.

 

Nooit eerder zag ik een meisje zo gelukkig. En meer nog, ze was trots op Botje. Oma, opa, de buurvrouw, de kinderen van haar klas, iedereen moest naar hem komen kijken. Ze vertelde honderduit over zijn avonturen; over hoe hij zich verstopte in zijn kasteeltje, en de spelletjes die hij speelde met de knikkers op de bodem van het aquarium, en over zijn lievelingseten; wormpjes die ze speciaal voor hem ging zoeken in de tuin. Hij kon ook terugzwaaien met zijn vinnetjes, toch wanneer hij in de buurt van het verluchtingspompje zwom.

 

Het was een onvoorwaardelijke liefde. Ze gaf kusjes op het glas, om zijn schubjes niet te beschadigen, en ze vertelden elkaar hun diepste geheimen. Nuja, zij vertelde, hij luisterde en bewoog wat met zijn kopje, maar zij wist wat dat betekende. Ze hadden een eigen taal ontworpen, een taal van oogcontact en van luchtbelletjes onder water. Met een rietje in het aquarium, kleine belletjes ‘ja’, en grotere voor ‘nee’, of omgekeerd.      

 

Eén jaar was Botje nu bij haar, dag op dag, en er is geen dag voorbij gegaan waarop ze niet even naast het aquarium was gaan zitten om hem haar dag te vertellen. Wat ze gedaan had, wat ze had gegeten,…

‘Vandaag is het je verjaardag, lieve Botje’, zei ze zachtjes. Ze gaf hem een extra dikke worm en vissensnoepjes uit de dierenwinkel. ‘Nu moet je me beloven dat je heel stil gaat zijn en niets tegen mama en papa zal zeggen, dan laat ik jou iets zien.’ Op zijn geheel eigen manier beloofde Botje het haar. ‘We gaan naar de zoo, daar is een aquarium wel groter dan mijn slaapkamer, dat moet je gezien hebben!’ Ze nam een plastiek diepvrieszakje en hield het onder water. ‘Kom, zwem er maar in.’ Even leek Botje te twijfelen, maar na een korte blik van verstandhouding deed hij wat van hem gevraagd werd. Heel voorzichtig blies ze wat lucht in het zakje, legde er een strakke knoop in, en liet het plastiek zakje met Botje langzaam in de zak van haar jas glijden. De auto schudde en ze moest smoesjes verzinnen voor het geluid van klotsend water. ‘Ik heb wat veel gedronken vanmorgen’ en ‘mijn drankje voor vanmiddag’.

Eenmaal aangekomen wou ze onmiddellijk naar het grote aquarium, maar mama en papa volgden het uitgestippelde pad. Heel soms, wanneer niemand het kon zien, haalde ze het plastieken zakje een beetje uit haar jaszak en zag twee bevriende oogjes wat onwennig om zich heen kijken. ‘Dit is nu een olifant’, leerde ze hem, ‘en een leeuw, een paardje, een vogel,…’

 

Eindelijk, het vissenparadijs. Ze ging heel dicht bij het glas staan en liet Botje meegenieten van deze wonderbaarlijke onderwaterwereld met honderden kleurrijke vissen en planten. Soms ging ze op haar tenen staan zodat hij ook wat hoger kon kijken, dan weer liep ze helemaal naar de andere kant. ‘Kom, ‘ riep mama, ‘ze gaan sluiten.’ Even bleef het meisje staan, ze aarzelde, maar volgde toen haar mama. Uit haar jaszak hing een leeg plastieken zakje. Ze vroeg zich af of ze hier wel goed aan gedaan had toen ze stilletjes een allerlaatste keer achterom keek, en haar beste vriend gedag zwaaide. Voor altijd. Botje blies een klein belletje richting wateroppervlak en verdween in de richting van de zebravisjes en Nemo’tjes…

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.